Home

Financiële keuzes

In onderstaande tabel wordt het Financieel Meerjarenperspectief (FMP) voor de periode 2021-2024 gepresenteerd.

De begroting 2021 en de meerjarenraming 2022-2024 zijn zowel incidenteel als structureel sluitend. Dit betekent dat structurele lasten in deze jaren worden afgedekt met structurele baten. In de periode 2021-2023 wordt er in totaal ruim 8 miljoen euro bijdragen aan het financieel herstel.

Ten opzichte van de perspectiefnota 2020 is er sprake van een verslechtering van het financiële perspectief. Autonome ontwikkelingen die van invloed zijn op de uitgaven voor de open-einde regelingen voor  inkomensondersteuning (BUIG/bijstand) en het sociaal domein spelen hierin de belangrijkste rol. Zo ziet het college zich als gevolg van de sombere economische verwachtingen door de coronacrisis genoodzaakt om structureel 2,0 miljoen euro extra uit te trekken voor inkomensregelingen en stijgen de kosten in het sociaal domein, ondanks de genomen maatregelen, met ongeveer 1,2 miljoen euro. Hoewel we veel stappen in de goede richting hebben gezet, en de maatregelen die wij hebben genomen ook financieel effect sorteren, blijft het een grote opgave om uit te komen met de rijksmiddelen.

Vanzelfsprekend wenst het college niet te volstaan met het enkel opnemen van deze ontwikkeling in het financieel perspectief. Wij nemen maatregelen zodat binnen de termijn van de meerjarenraming weer financiële ruimte ontstaat. Dit doen wij onder andere door het ontwikkelen van een maatregelenplan 3, dat zich uitstrekt over alle werkgebieden van het sociaal domein: Uitvoering Sociaal, programma Zorg en programma Economie & Participatie. Daarnaast blijven we inzetten op preventie en participatie, waarvoor in deze begroting middelen zijn vrijgemaakt, en versterken wij het toezicht op de Wmo en Jeugdzorg structureel. Het voorziene tekort op de BUIG-middelen, mede in het licht van de tekorten in de afgelopen 10 jaar, is voor het college aanleiding om bezwaar te maken tegen de eerstkomende BUIG-beschikking van het Rijk.

De structurele financiële gevolgen van de coronacrisis werken zichtbaar door in het voorliggende financieel meerjarenperspectief. Aan de andere kant is er ook nog veel onzeker en laat de exacte impact van corona zich in deze begroting nog lastig becijferen. Zo zal het effect op de inkomsten uit toeristenbelasting of de parkeeropbrengsten sterk afhangen van de vraag in welke mate zich een tweede golf van de corona-uitbraak zal voordoen. En ook de snelheid waarmee de economie zich kan herstellen en de compensatiepakketten van het Rijk zijn van grote invloed. Gelet op de onzekerheid hebben wij niet alle budgettaire bijstellingen uit de voor- en najaarsrapportage 2020 structureel vertaald in een bijstelling van de begroting 2021. Indien de ontwikkelingen daartoe aanleiding geven dan stellen wij deze budgetten bij via de tussentijdse rapportages.

Een overzicht van alle belangrijke mutaties in het financieel meerjarenperspectief is opgenomen in paragraaf 3.3. van deze begroting.

Gehanteerde uitgangspunten financieel meerjarenperspectief

In deze programmabegroting 2021 en meerjarenraming 2022-2024 zijn onderstaande uitgangspunten gebruikt. Het gaat daarbij om de grondslagen voor de ramingen bestaand beleid, zoals de loon- en prijscompensatie, de inflatiecorrectie voor belastingen, heffingen en tarieven en huren en voor de open einderegelingen in het sociaal domein.

Looncompensatie
Voor de jaren 2022 t/m 2024 baseren wij ons op het Centraal Economisch Plan 2020 (CEP2020) van het Centraal Planbureau (CPB). Voor de loonontwikkeling gaan we uit van de index ‘prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers’.

Looncompensatie

2021

2022

2023

2024

prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers

2,8%

2,1%

2,0%

1,7%

Bron: Centraal economisch plan 2020, CPB

Prijscompensatie
De prijscompensatie baseren wij op de index ‘prijs overheidsconsumptie, netto materieel (imoc, %)’. Deze index sluit goed aan op de daadwerkelijke uitgaven van gemeenten.

Prijscompensatie

2021

2022

2023

2024

prijs overheidsconsumptie (imoc, %)

1,7%

1,5%

1,5%

1,5%

Bron: Centraal economisch plan 2020, CPB

Belasting, heffingen en tarieven
Voor de indexatie van de belastingen, heffingen en tarieven gebruiken we een combinatie van 2/3 looncompensatie en 1/3 prijscompensatie.

Belastingen, heffingen en tarieven

2021

2022

2023

2024

2/3 looncompensatie + 1/3 prijscompensatie

2,4%

1,9%

1,8%

1,6%

Circulaire gemeentefonds
De septembercirculaire 2020 van het gemeentefonds vormt de basis voor de programmabegroting 2021 en de meerjarenraming 2022-2024.

Overheadpercentage opslag
We stellen voor om in de programmabegroting 2021 hetzelfde percentage te gebruiken als in voorgaande jaren, namelijk 50%.

Uitgangspunten raming Wmo en Jeugd

De tarieven Wmo en Jeugd voor 2021 zijn nog niet bekend gemaakt, waardoor wij hebben gekozen om de tariefswijziging 2021 te baseren op die van 2020. Voor Wmo -beschermd wonen is een advies gevraagd om te voldoen aan de AMvB reële prijs. De uitkomst is dat op een aantal onderdelen de tarieven zouden moeten verhoogd en dat een enkel tarief kan worden verlaagd. Bovenop deze aanpassingen in het kader van de AMvB reële prijs zullen de tarieven Wmo - beschermd wonen gemiddeld met 3 procent stijgen.
In het algemeen verwachten wij geen extra tariefsverhoging door het coronavirus.

Tariefswijziging t.o.v. 2020

2021

Wmo HO

3,3%

Wmo - beschermd wonen

3,0%

Wmo - overig

3,0%

Jeugd

2,3%

In 2021 wordt alleen bij Wmo HO een volumestijging verwacht ten opzichte van 2020. Bij de andere zorgsoorten voorzien wij een gelijkblijvend niveau of een daling ten opzichte van 2020. De grote daling bij Wmo - beschermd wonen wordt verklaard door de openstelling van de Wet langdurige zorg (Wlz) voor mensen met een psychische stoornis.
We zien op dit moment geen volume-effecten door het coronavirus.

Volumewijziging t.o.v. 2020

2021

Wmo HO

3,5%

Wmo - beschermd wonen

-35,0%

Wmo - overig

0,0%

Jeugd beschikbaarheidsvoorziening

-5,0%

Jeugd overig

0,0%

Uitgangspunten raming BUIG/bijstand

De raming van het BUIG-budget in het financieel meerjarenperspectief is gebaseerd de meest recente raming, namelijk het voorlopige BUIG-budget 2021.
Voor de volumeontwikkeling is gebruik gemaakt van de scenario-analyses van het CPB. Het CPB heeft in een viertal scenario's de mogelijke gevolgen van de corona doorgerekend. De scenario's lopen uiteen van een snel herstel in 2020 tot een lange en diepe recessie. De vier scenario's zijn ook doorvertaald naar een verwachte bijstandsontwikkeling. Het gunstigste scenario gaat uit van een groei van het bijstandsbestand met ongeveer 8% ten opzicht van 2020 en het slechtste scenario van een groei met meer dan 20%. In de gemeentelijke raming van de bijstand gaan wij uit van een verwachte groei van 10%. Daarnaast schatten we in dat het BUIG-budget ten opzichte van 2020 zal stijgen met 5%. Tot slot voorzien wij dat de gemiddelde uitkeringslast met 5% zal stijgen, doordat er relatief meer gezinnen een beroep zullen doen op de bijstand. De uitkeringslast wordt in de reguliere planning- en controlcyclus nauwgezet gemonitord

Prijs- en volumewijziging t.o.v. 2020

2021

BUIG-budget

16,0%

Volumewijziging bijstand

10,0%

Gemiddelde uitkeringslast (prijs)

5,0%

ga terug
Deze pagina is gebouwd op 01/07/2021 12:01:28 met de export van 01/07/2021 11:59:45